[Doornaaijen]
DOORNAAIJEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. door en naaijen. Scheidb.: ik naaide door, heb doorgenaaid. Sterk naaijen: gij moet wat doornaaijen. Ook aanhouden met naaijen. Onscheidb.: doornaaíjen, ik doornaaide, heb doornaaid. Door en door benaaijen: doornaaide schoenen.