[Dezelfde]
DEZELFDE, hetzelfde, aanwijz. voornaamw. Deszelfden, van denzelfden, derzelfde, van dezelfde, deszelfden, van hetzelfde; meerv. dezelfde, dezelfden. Het beteekent eigen, gelijk: deze twee schriften zijn door dezelfde (de eigene) hand geschreven. Om de kragt van het eigene nog meer uittedrukken, wordt er somwijlen, even, of een, bijgevoegd: hij is even dezelfde man, dien ik gisteren zag. Ik bedoel juist eene en dezelfde zaak. Het volgende dezelve laat zich hiervan gemaklijk onderscheiden: de som is groot, hoe zal ik dezelve (die) betalen? - Hetzelfde wordt ook voor onverschillig gebezigd: of gij heden, of morgen komt, is mij hetzelfde. Zie Inleid. bl. 122, 123.