[Dekmantel]
DEKMANTEL, z.n., m., des dekmantels, of van den dekmantel; meerv. dekmantels. Van dek, dekken en mantel. Eigenlijk, een mantel, die tot dekking dient; in welke beteekenis het echter niet gebruiklijk is. Figuurlijk, voorwendsel, schijn: iemand onder den dekmantel van vriendschap bedriegen - onder den dekmantel van godsvrucht.