Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 511]
| |
dag en dauw, des morgens vroeg. Van hier dauwachtig. Tuinm. brengt ons dauw tot het gr. δευειν, besproeijen, of tot ons oude a, aa, d.i. water, waarvan de Franschen hun eau hebben. |
|