[Cipres]
CIPRES, z.n., m., van den cipres; meerv. cipressen. Een boom: beplant met spichtigen cipres. Vond. Van hier cipressen, onverbuigbaar bijv. naamw., dat van cipres gemaakt is, of daartoe behoort. Cipresboom, hetzelfde als cipres. Van het lat. cupressus.