[Chijl]
CHIJL, (bij Kil. ghijl, ghijle) z.n., vr., der, of van de chijl; het meerv. is niet in gebruik. Van het lat. chijlus. Maagsap - wit sap, dat door de koking der maag uit het voedsel getrokken wordt. Van hier chijlachtig, chijlachtigheid, chijlmakend, chijlmaking enz.