[Brullen]
BRULLEN, onz. w., gelijkvl. Ik brulde, heb gebruld. Klanknabootsend woord, waardoor het natuurlijke geluid van groote dieren, inzonderheid dat der leeuwen, aangeduid wordt: de leeuw brult. Ook van menschen: hij brulde als een leeuw. Brullende van wraakzucht, Vollenh.