geluid maken, even als bruisende golven, en bij verdere overdragt, voor razen, tieren: zette armen en beenen schrap en vuisten, bruiste en baarde. Vond.
Hoogd. brausen, zweed. brusa, gr. βριζειν. In het ital. en fr. is brusco, brusque, bruisend, opvliegend, toornig.