Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Boomschool] BOOMSCHOOL, z.n., vr., der, of van de boomschool; meerv. boomscholen. Van boom en school, in den zin van verzameling. Bij de boomkweekers gebruiklijk, om de plaats aanteduiden, waar de jonge boomen bijeen geplant staan. Vorige Volgende