[Boomgaardooft]
BOOMGAARDOOFT, z.n., o., des boomgaardoofts, of van het boomgaardooft; zonder meerv. Van boomgaard en ooft. De vrucht, die in den boomgaard groeit.
Maar naauwlijks had de zon het lieflijk boomgaardooft
Met smaaklijk vocht gevuld. Hoogvl.