[Boomgaard]
BOOMGAARD, z.n., m., des boomgaards, of van den boomgaard; meerv. boomgaarden. Van boom en gaard. Een hof, tuin, of beslotene plaats, waarin ooft- of vruchtboomen gekweekt worden, bij Kil. ook ooftgaard. Wat zong het vrolijk vogelkijn, dat in den boomgaard zat. Vond. Bij verkorting, wordt, voor boomgaard, ook boogaard, doch kwalijk bogaard, gebezigd. Van hier boom-