[Bokse]
BOKSE, z.n., vr., der, of van de bokse; meerv. boksen. Eene broek: om de boxen te schorten. Hooft.
Dit woord is, in dezen zin, nog in Oostvriesland, en elders in Nederland, in gebruik. Ten Kate vindt den oorsprong dezer benaming in de buigzaamheid van het leder, of omdat eene bokse van bokkenleer gemaakt wordt.