[Blood]
BLOOD, bloode, in de daaglijksche verkeering, bloo, bleu, bijv. naamw. en bijw., blooder, bloodst. Vreesachtig, ontijdig beschaamd: in gezelschap van vreemde menschen is hij altijd bloo. Zij is de blooste (bloodste) van allen. Van hier bloodaard, bloodhartig, bloodhartigheid, (bloohartig) bloodheid, (blooheid). Waarschijnlijk behoort het tot bloeden, bloeijen, en drukt alsdan het denkbeeld van schaamrood uit.
Ons bloo, blood, bloode, komt met het ijsl. blaudur