Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 414]
| |
door de billen lappen, roekeloos verteren. Kil. heeft het hiervan gemaakte werkw. billen, voor: op de billen slaan; ook Breder.: dat het de kyeren deen, men souwse so wat billen. Van hier ook bilstuk, een zeker stuk rundvleesch. |
|