[Bijzen]
BIJZEN, (bij Kil. aestu exagitari) een oud onz. w., beteekenende heet zijn, ook onstuimig zijn; doch is naderhand op de koeijen toegepast, voor tochtig zijn. Kil. heeft ook biezen, en in Overijssel, zegt men bissen, of bizzen, voor veel heen en weder loopen. Zie bijster.