[Bevragen]
BEVRAGEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en vragen: ik bevroeg, heb bevraagd. Naar iets vragen, onderzoeken: ik moest zijne woonplaats bevragen - dit huis is te koop, te bevragen bij enz. Oul., werd het voor ondervragen gebezigd: wat beuraechstu mi? Byb. 1477. Van hier ook bevraging.