Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 375]
| |
drijvenden zin, gebezigd, ten aanzien van zulken, die zich, door het betalen van zekere gestelde boete, in sommige gevallen, van zwarer straf vrijkochten: want manslaght word gebeeterd met zeeker getal van groot en klein vee. Hooft. Onzijd., met zijn, beter worden: de ziekte betert, van dag tot dag. Van hier ook betering, beternis: om een beternis ende herstelling van de saken. H. de Groot. |
|