[Bekrompen]
BEKROMPEN, bijv. naamw. en bijw., zijnde het verled. deelw. van het ongewone werkw. bekrimpen. Bekrompener, bekrompenst. Naauw, eng, klein: eene bekrompene woning, bekrompen wonen. Overdr., een bekrompen hart, verstand enz. Van hier ook bekrompenheid.