[Bedrijven]
BEDRIJVEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en drijven: ik bedreef, heb bedreven. Doen, verrigten: wie heeft dat bedreven? Vreugd bedrijven, datgeen doen, waardoor men uiterlijk zijne vreugd toont. Oudt. werd bedrijven in den zin van regt doen, het regt handhaven, gebezigd, gelijk B. Huydec. bij M. Stoke aantoont. Van hier ook bedrijver, bedrijfster, bedrijving. Zie bedreven.