[Baten]
BATEN, onz. w., gelijkvl. Baatte, heeft gebaat. Dit werkw., welk van baat, en dit van het oude bat, bet, d.i. beter, afkomstig is, en helpen, voordeelig zijn beteekent, heeft den derden naamval bij zich: het zal u niet baten - het heeft den Leerlingen weinig gebaat.