[Avontuurlijk]
AVONTUURLIJK, bijv. naamw. en bijw., avontuurlijker, avontuurlijkst. Van avontuur en lijk. Hetgene dat, bij geval, en onverwacht, plaats heeft: dat was eene avontuurlijke ontmoeting. - Wonderbaar, onwaarschijnlijk: eene avontuurlijke geschiedenis. Gevaarlijk, waarbij veel gewaagd wordt: avontuurlijke spelen.