Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Avondmuzijk] AVONDMUZIJK, z.n., v., der, of van de avondmuzijk; zonder meerv. Van avond en muzijk. De muzijk, welke men, ter eer van iemand, des avonds, geeft. Iemand eene avondmuzijk geven, voor deszelfs woning. Ital. serenata, fr. sérénade. Vorige Volgende