[Averegts]
AVEREGTS, bijw. Van ave, d.i. af, en regts. Verkeerd: hij doet alles averegts. De wereld mag dit averegts beloonen. Vollenh. Oulings werd dit woord ook in den zin van omver gebezigd, als: averegts (oudt. averecht) werpen, averegts waaijen, enz.