[Aschepoester]
ASCHEPOESTER, z.n., v., der, of van de aschepoester; meerv. aschepoesters. In den gemeenen spreektrant, een meisje, dat altoos in de asch wroet, en er vuil, besmuld uitziet: gij zijt eene regte aschepoester. Het verklein. woord is aschepoestertje.