Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 249]
| |
arbeidsman, werkman - arbeidsvolk, werkvolk, enz. Ook dragen verkondigers van den godsdienst, doch alleenlijk in de bijbelsche schrijfwijs, den naam van arbeiders: want sulcke valsche Apostelen zijn bedrieghlicke arbeiders. Bijbelvert. Van hier ook medearbeider, in denzelfden zin. |
|