[Arbeidsloon]
ARBEIDSLOON, z.n., m., des arbeidsloons, of van den arbeidsloon; het meerv. is niet in gebruik. De loon, welke eenen arbeider, voor zijnen arbeid, toekomt: iemand zijnen arbeidsloon betalen, onthouden.
Schoon Hooft, Vondel en anderen het woord loon, somwijlen, ook als onzijdig bezigen, is het manl. geslacht, hier, echter, het gebruiklijkste, en derhalve ook ten aanzien van arbeidsloon, hoogd. der Arbeitslohn.