[Andwoord]
ANDWOORD, z.n., o., des andwoords, of van het andwoord; meerv. andwoorden. Eene rede, welke door eene andere rede, en bijzonderlijk door eene vraag, veroorzaakt wordt: hierop was het andwoord der Koninginne van Navarre. Hooft. Iemand op iets andwoord geven. Andwoord ontvangen, bekomen. Iemand andwoord schuldig blijven. Hierop dient tot andwoord. In andwoord op uwen brief. Figuurlijk, hetgene dat de plaats van een andwoord bekleedt: een hoonende lach was al het andwoord enz. Zie het volgende.