Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Andoren] ANDOREN, z.n., m., des andorens, of van den andoren; het meerv. is niet in gebruik. Eene plant, waarvan drie soorten zijn, witte, zwarte en waterandoren: hij poot er den andoren. Vond. Vorige Volgende