Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Amsteldamsch] AMSTELDAMSCH, bijv. naamw. Hetgene, dat tot Amsteldam behoort, of van Amsteldam afkomstig is: de amsteldamsche uitspraak - hij heeft eene amsteldamsche vrouw getrouwd. Vorige Volgende