[Amerij]
AMERIJ, in een amerij, bijw. van tijd, beteekenende in eenen oogenblik. Fr. Halma zegt, dat het, eigenlijk, geen duitsch woord is, en voor ave Marij, of Maria, genomen wordt. Het zegt derhalve zooveel als: den tijd, of in den tijd, dat men een ave Maria kan uitspreken, d.i., in eenen oogenblik.