[Allengs]
ALLENGS, allengskens, bijw., beteekenende langzaam, bij trappen: de koorts nam allengskens af. Die is van basterdwoorden allengs geschuimt. Vond.
De Ouden schreven allengken, al einsken, allenkijn, allencken en al enskijn. Kiliaan heeft alleenskens, aleenskens, allengskens, allangskens, allentskens, allensene, allinskens, allijnskens, alleydskens. - Allengs en allengskens zijn tegenwoordig alleen in gebruik.