[Afwezen]
AFWEZEN, de onbepaalde wijs van het werkw. afwezen, in den verouderden zin van niet tegenwoordig zijn, zelfst. gebruikt, onz, des afwezens, of van het afwezen; zonder meerv. Het tegengestelde van aanwezen, tegenwoordigheid: het is, in mijn afwezen, geschied.