Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 188]
| |
tot afval geneigd: maar dit volk heeft een afvallig en wederspannig hart - zij zijn de afvalligsten der afvalligen. Bijbelvert. Voor afvallige, in den zin van iemand, die werklijk afgevallen is, gebruikt men, derhalve, liever afgevallene. - Afvallig worden, maken. Zie ig. Van hier ook afvalligheid. |
|