[Afsnede]
AFSNEDE, z.n., v., der, of van de afsnede; meerv. afsneden. Van afsnijden, in de overdragtige beteekenis. De afsnede in een dichtstuk, die plaats in hetzelve, waar de lezer gevoeglijk ophouden en adem scheppen kan. De afsnede eener redevoering, een afgezonderd deel van dezelve.