Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 162]
| |
afgereisd. Van eene plaats reizen: wanneer zult gij afrelzen? Somwijlen ook als wederk.: zich afreizen, door veel reizen afmatten. |
|