[Afkeerer]
AFKEERER, z.n., m., des afkeerers, of van den afkeerer; meerv. afkeerers. Van afkeeren. Iemand, die iets afkeert. Van het oude onz. werkw. afkeeren, in den zin van afwijken, is ook het zelfst. afkeerer, voor afwijker, afvallige, in gebruik geweest. Zie er.