[Afkeerig]
AFKEERIG, bijv. naamw., afkeeriger, afkeerigst. Van afkeer. Eenen tegenzin hebbende: hij was geheel afkeerig van die daad - iemand van eene zaak afkeerig maken. Ook komt afkeerig in den zin van afwijkende, afdwalende voor: gij afkeerige kinderen! Bijbelvert.