[Achting]
ACHTING, z. n, v., der, of van de achting; het meerv. is niet in gebruik. Van achten. Het gevoel en de erkenning van iemands waarde en verdiensten: veel achting voor iemand hebben - mijne achting voor hem kent geene grenzen. Aanzien: in achting staan - hij is bij niemand in achting. Oulings werd achting ook voor acht, in den zin van een regterlijk vonnis, gebezigd. Zie ing.