[Achtzaam]
ACHTZAAM, bijv. naamw., achtzamer, achtzaamst. Van acht, in de beteekenis van zorg en oplettendheid, en den uitgang zaam, van zamen, tezamen, d.i. verbonden, waar van het denkbeeld van gelijkheid, of overeenkomst, schijnt afgeleid te zijn. Achtzaam is, derhalve, zoo veel, als hetgene, dat tot achten, acht geven, opletten, behoort,