Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Aardachtig] AARDACHTIG, bijv. naamw., aardachtiger, aardachtigst. Van aarde. Het gene naar aarde zweemt, of eene zekere maat van aardstof in zich bevat, en voor aarde te achten, of te houden is. Aardachtige klei. Zie achtig. Vorige Volgende