[Aardaker]
AARDAKER, z.n., m., des aardakers, of van den aardaker; meerv. aardakers. Van aard (aarde) en aker, ook akel, eekel, eikel. Voor aardaker, zegt men ook aardmuis, aardnoot. Zekere, naar eenen aker, of eikel, gelijkende vrucht, die onder het koren wast.