Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
voorz. aan, dat hier eene vereeniging aanduidt, en smeden: ik smeedde aan, heb aangesmeed. Door smeden met iets verbinden: het eene stak ijzer aan het andere smeden. |
|