Bacchus. Lyrisch leesboek over de god Bacchus, met aantekeningen en vertalingen, tevens een illustratie van het translatio-imitatio-aemulatio-principe. Deel 2
(1971)–L.Ph. Rank, J.D.P. Warners– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Nicolaas HeinsiusNicolaas Heinsius (1620-1681) is de zoon van Daniel Heinsius, en zeker een even groot geleerde als zijn vader. Hij reisde veel door Europa om handschriften op te sporen terwille van zijn klassieke studiën. Zo was hij in 1642 in Engeland en, in opdracht van koningin Christina van Zweden, in 1651 in Italië. Later in zijn leven woont hij in Stockholm. Zijn kommentaren op o.a. Vergilius, Ovidius, Tibullus en Propertius zijn van voortreffelijk kaliber, evenals zijn uitgaven van de eerste twee genoemde latijnse dichters.
De laatste hymne op BacchusGa naar eind1. is van Nicolaas Heinsius en het is zeker niet de minste van de door ons ten tonele gevoerde neo-latijnse gedichten: het kenmerkt zich door een luciede ovidiaanse diktie en een zeer geordende samenvatting van de Bacchus-gegevens. Een doorwrocht systeem van hymnische iteraties en een tot in de finesses doorgevoerde variatie van epiteta ornantia geven kleur aan een op zichzelf heldere, eenvoudige Latiniteit, die diametraal tegengesteld is aan die van bijvoorbeeld Scaliger en het in klaarheid wint van de Ronsard- en Heinsiusvertalingen van Dorat en Aitzema, wier vertaaltaak uiteraard meer gebondenheid en onvrijheid met zich meebracht. De lengte van Nicolaas' gedicht blijft binnen de perken van het redelijke en de dichter zag af van lyrische ontboezemingen over de kortstondigheid van het aardse leven, waar zijn vader zich gaarne aan overgaf, terwijl wij ook de brede uitwerkingen van bepaalde motieven (Bacchus en Ariadne bijvoorbeeld), die de charme uitmaken van Daniel's gedicht, hier missen. De zoon hield ook maat waar zijn voorgangers exuberant waren, zo bij de opsomming van epiteta (vss. 173 vv.): zeven griekse namen zijn voldoende; geen neologismen als bij Marullus en Scaliger, geen contemporaine toespelingen op Loire en Rijn. Nicolaas betoont zich de ‘poeta doctus’ bijvoorbeeld in de reeks van negen Gigantennamen; de opbouw is dusdanig, als een aretalogie van de wijngod betaamt. Voorop als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wapenfeit de Gigantomachie, waarop de indische veldtocht volgt en in kort bestek de Nonniana van vader Heinsius, een pittige samenvatting gekruid met arabische wierook. Bij de dan volgende aanduidingen van de verzetsmyten (Pentheus en Lycurgus) vallen de geografische aanduidingen op, geleerd van karakter, maar ook dit volmaakt in overeenstemming met de color Ovidianus die over dit geheel ligt gespreid. Na de metamorfose der zeerovers wordt de wijngod als triomfator bejubeld en veroorlooft Heinsius zich de nieuwe kombinatie van oude komponenten: corniger Euan (vs. 83). Na de vermelding van enkele allegorische figuren in Bacchus' gevolg (het zijn er zeven), komt de tematiek van Bacchus en Amor ter sprake en volgt een opsomming der lievelingen, drie mannen en twee vrouwen. Handig is aan de Ariadne-episode (vss. 105-126), via de hemelse krans van Ariadne, de Icarus-myte vastgekoppeld. Weinig nieuws biedt de schildering van Bacchus als kultuurbrenger; we wijzen er alleen op dat Bacchus als god van de dichters naast Apollo wordt aangeprezen. Met een ruk worden we dan in de sympotische realiteit overgeplaatst en de gretig om wijn vragende dichter wil veel van Bacchus, behalve zijn horens, elegante aanduiding van het karnavaleske horenmotief, ontdaan van zijn exuberantie. Toch ademt het einde de geest van het gedicht van de vader: Wat heb ik u misdreven, Bacchus, dat ge me zo slaat! Aan het slot komen eerst de Satyrs, ditmaal door Centauren vergezeld en de van drank waggelende mysten met hun cista en de vannus mystica. Een slotroep om hulp sluit veelbetekenend af. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Annua venerunt genialis festa Lyaei.Ga naar voetnoot1
Huc ades in laudes, Bacche iocose, tuas.Ga naar voetnoot2
Nil equidem, quod luce, pater, te dignius istâGa naar voetnoot3
possit agi, video tu modo, Bacche, fave.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Pocula nunc agili persultant agmine mensamGa naar voetnoot5
Cordaque luxuriant numine tacta tuo.Ga naar voetnoot6
Nos quoque, Bacche, tuo nos numine, Bacche, calemus.Ga naar voetnoot7
Blande pater vini, blande repertor ades.Ga naar voetnoot8
Plurima cum subeant laudum argumenta tuarum:Ga naar voetnoot9-10
10[regelnummer]
Quod mihi principium, quis mihi finis erit?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De jaarlijkse feestdag van Lyaeus, die de Genius is toegewijd, is gekomen.Ga naar voetnoot1
Wees hier voor het aanhoren van uw roemrijke daden aanwezig, schalkse Bacchus!Ga naar voetnoot2
Niets zie ik, wat mij betreft, Vader, wat op die dag meer inGa naar voetnoot3
overeenstemming met uw waardigheid kan geschieden. Geeft gij, Bacchus,Ga naar voetnoot4
slechts uw bijstand.
Nu zijn het de bekers die in bewegelijke rij over tafel gaan en zijn de harten, door uw goddelijkeGa naar voetnoot6
macht beroerd, vol uitgelatenheid. Ook wij, Bacchus, staan door uw macht, ja wij, BacchusGa naar voetnoot7
in gloed. Beminlijke vader des wijns, beminlijke vinder wees hier.Ga naar voetnoot8
Rijkelijke stof tot uw lof komt mij in de geest op, niettemin, hoe zal ik beginnen, wat voor mijGa naar voetnoot9-10
het einde zijn? Soms de vertelling hoe Juppiter u uit
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Numquid, ut ereptum Semelaea Juppiter alvoGa naar voetnoot11
Te pius è medio sustulit igne pater?
At te terribiles cingebant fulminis alae,Ga naar voetnoot13
Magne nepos Cadmi, sulphureumque jubar.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Lambebat tibi flamma comam; nec pervius igniGa naar voetnoot15-16 Ga naar voetnoot15
verticis innocue luxuriabat apex.Ga naar voetnoot16
Sarcina mox femori latuisti insuta paterno.Ga naar voetnoot17
Unde etiam nomen, Bacche bimater, habes.Ga naar voetnoot18
Sancte pater, faveas. neque enim tua gesta canentemGa naar voetnoot19-20 Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
numinis expertem me decet esse tui.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Semele's schoot wegnam en hijGa naar voetnoot11
plichtsgetrouwe vader, u midden uit het vuur wegrukte?
Maar u omringden schriklijkeGa naar voetnoot13
bliksemvleugelen, grote kleinzoon van Kadmus, en een zwavelachtige stralenkrans.Ga naar voetnoot14
Een vlam lekte u het haar; en zonder voor het vuur toegankelijk te zijn stond de top van uwGa naar voetnoot15-16
kruin in schadeloze gloed.
Weldra waart gij als last ingenaaid in de dij van uw vader en daar verborgen. Vandaar, dat geGa naar voetnoot17
ook de naam van Bacchus met zijn twee moeders draagt.Ga naar voetnoot18
Heilige Vader, begunstig ons.Ga naar voetnoot19-20
Immers bij het bezingen van uw daden past het me niet van
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neu mihi sit crimen, per laudes surgere tantas,Ga naar voetnoot21
quas toties fassa est ipsa noverca prius.
Ecquis nam se, sancte, tibi componat, et ecquisGa naar voetnoot23-24
anteferat Superûm? proximus ille Jovi es.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Te trux Enceladus flammanti subditus Aetnae,Ga naar voetnoot25
Enceladus superas ausus inire domos,Ga naar voetnoot26
Te pulsata, pater, moribundo Phlegra TyphöeoGa naar voetnoot27
sensit, et Alcyoneus, terrificusque Gyes.Ga naar voetnoot28
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uw goddelijke inspiratie te zijnGa naar voetnoot21
verstoken en moge het me ook niet ten kwade aangerekend worden als ik temidden van zo machtige
heldendaden opklim, die zo dikwijls vroeger reeds zijn stiefmoeder ruiterlijk moest erkennen.Ga naar voetnoot23-24
Want wie toch wel zou, o heilige, zich met u kunnen meten, en wie der hemelingen zichzelfGa naar voetnoot24
boven u prefereren? Na Zeus zijt ge onmiddellijke tweede.Ga naar voetnoot25
Uw macht ervoer de grimmige Enceladus, onder de vlammende Aetna gelegen, EnceladusGa naar voetnoot26
die zich verstoutte het hemelpaleis binnen te dringen, uw macht, Vader, Phlegra door
de stervende Typhon gebeukt, en Alcyoneus, en de schrikwekkende Gyes. PorphyrionGa naar voetnoot28
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Porphyrion ferus ille tibi, tibi Rhoecus et Otus,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Oromedonque ingens, succubuitque Mimas.Ga naar voetnoot30
Macte pater, metuende manu, tibi Juppiter ipseGa naar voetnoot31
Nomina victori vera, Thriambe, dedit.Ga naar voetnoot32
Vitisator Lenaee, tui servator Olympi,Ga naar voetnoot33
Cui Mars fulminea cesserit ipse manu,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Funde Maronêo spumantia pocula rore.Ga naar voetnoot35
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die woestaard streek voor u de vlag, voor u Rhoecus enGa naar voetnoot29
Otus en de ontzaggelijke OromedonGa naar voetnoot30
en Mimas. Gelukgewenst vader, geduchte door geweld van wapenen. Aan u, de overwinnaar, heeft JuppiterGa naar voetnoot31 Ga naar voetnoot31
zelf uw echte (ware) naam, Thriambe, gegeven.Ga naar voetnoot32 Ga naar voetnoot32
Wijnplanter, van de Wijnpersse, redder van uwe OlympusGa naar voetnoot33
voor wien Mars in eigen persoon met zijn bliksemende hand onderdoet,
giet bekers uit schuimend door Maronisch nat.Ga naar voetnoot35
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pocula funde, pater, sed bene plena tui.
Te quoque terrigenis animosum, Bacche, subactis
Ter cyathos ternos continuasse ferunt.
Obsessae arebant spisso tibi pulvere fauces,Ga naar voetnoot39-40 Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Decolor hostili sanguine thyrsus erat.Ga naar voetnoot40
At tibi potanti genitor procul omina laevoGa naar voetnoot41-42
Terna favens tonitru, fulmine terna dedit.
Magne Pater Patriae, si quid pia vota valebunt,Ga naar voetnoot43
per servata tibi sidera semper eas.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Victa tuos decorat Gangetica terra triumphos.Ga naar voetnoot45
Inde tibi currum nunc quoque lynces agunt.Ga naar voetnoot46
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Giet bekers uit, Vader, maar dan goed vol van uzelf.
Ook gij, zo wil het verhaal, Bacchus, zoudt, prat gaande op de onderwerping
der aardgeborenen, driemaal drie bekers in énen achterelkaar hebben uitgedronken.Ga naar voetnoot38
Uw keel met dikke stoflaag overdekt was verdord,
Door 's vijands bloed was de thyrsus ontkleurd.Ga naar voetnoot40
Maar te uwer eer, terwijl gij aan het drinken waart, verwezenlijkte uw vaderGa naar voetnoot41-42
van verre telkens drie voortekenen met een gunstige donder ter linkerzij
met de bliksem driemaal.Ga naar voetnoot43
Grote Vader des Vaderlands, zo vrome wensen iets vermogen zullen,
moge ge steeds uw baan blijven afleggen via de door u geredde sterren.Ga naar voetnoot45
Het overwonnen Ganges-land is een sieraad van uw triomfen.Ga naar voetnoot46
Vandaar dat ook nu nog lynxen u de wagen trekken.Ga naar voetnoot47
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deriades te, magne pater, te sensit Orontes,Ga naar voetnoot47
Nomina letali cum sua cessit aquae.Ga naar voetnoot48
Ibat ovans animis et adustos horrida vultusGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
India belligerum tota secuta ducem.Ga naar voetnoot50
Quaeque unguentatos nutribant Bactra capillos;Ga naar voetnoot51 Ga naar voetnoot51-52
Bactra sagittiferâ conspicienda manu.Ga naar voetnoot52
Undique gemmato radiabant tegmine mitrae;Ga naar voetnoot53
Undique et auratis arma superba notis.Ga naar voetnoot54
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deriades, grote vader, maakte met u kennis, met u Orontes,Ga naar voetnoot48
toen hij zijn eigen naam gaf aan het water dat zijn doodGa naar voetnoot49 betekende.
Voortschreed in jubelende triomfstemming huiveringwekkend met zongezengd gelaat
gans India, meetrekkend met de krijgvoerende leidsman.Ga naar voetnoot51
Ook Bactrië, bakermat van gepommadeerde haardos, Bactrië opvallend door pijlvoerende
krijgsbent. Allerzijds straalden mijters met juwelen bedekt;Ga naar voetnoot53 allerzijds ook wapenen met vergulde
kentekenen prijkend.Ga naar voetnoot54
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
55[regelnummer]
Pro te Dictaea ensiferi Corybantes ab IdaGa naar voetnoot55
Turba ferox stabant, Bassaridumque manus.Ga naar voetnoot56
Ipse neci victor thyrso metuente domariGa naar voetnoot57 Ga naar voetnoot57-58
Deriadae generum Deriadenque dabas.
Indicus abjectis exercitus ilicet armis
60[regelnummer]
Regis ab interitu terga dedere sui.
At tibi de spoliis Nabathaei, Bacche, triumphiGa naar voetnoot61
Thura suis mystae rite dedere focis.Ga naar voetnoot62
Ivit in exemplum pietas memoranda tuorum.Ga naar voetnoot63
Scilicet hic Superis nunc quoque gratus odor.
65[regelnummer]
Regna quid Odrysii memorem concussa Lycurgi,Ga naar voetnoot65
et domitum auspiciis Strymona, Bacche, tuis?Ga naar voetnoot66
Iuste tui vindex; tibi enim, tibi perfidus ille
Morte dedit poenas, truncus utrumque genu.Ga naar voetnoot68
Vix bene pampineas succiderat undique vites,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
sacrilegae dominum cum petiere manus.Ga naar voetnoot70
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zwaarddragende Korybanten van de dictaeische Ida afkomstig, een grimmige bent, stonden
daar te uwer bescherming, en de scharen der Bassariden.Ga naar voetnoot56
Overwinnend met de thyrsus, eenGa naar voetnoot57
wapen dat niet klein te krijgen is, gaaft gij Deriades' schoonzoon en Deriades zelf aan de dood prijs.
Terstond na de wapens te hebben weggeworpen, sloeg het indische heer na de ondergang van hun
koning op de vlucht.
Maar aan u, Bacchus, gaven uit de buit van de nabatheïsche triomf uw mysten volgens de
ritus wierookoffers op hun walmende altaren.Ga naar voetnoot62 Ga naar voetnoot62
De plichtsgetrouwheid der uwen zo vermeldenswaardig,Ga naar voetnoot63 Ga naar voetnoot63 werd spreekwoordelijk. Dit reukwerk
nl. is ook nú nog de Hemelingen geliefd.
Waartoe te vermelden hoe het rijk van odrysische Lycurgus (tot op zijn grondvesten)
werd geschokt en hoe, onder uw auspiciën, Bacchus, deGa naar voetnoot66
Strymon was bedwongen?
Rechtvaardige verdediger van uw eigen belang; aan u immers, aan u betaalde die trouwelozeGa naar voetnoot68
door de dood zijn gerechte straf, verminkt aan beide knieën.Ga naar voetnoot69
Nauwelijks had hij overalGa naar voetnoot70
de wijnstokken grondig omgehakt of zijn schennende handen hadden het op de Heer enGa naar voetnoot71
Meester gemunt. In verdiende dood ligt hij terneer, dat zalGa naar voetnoot72
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Caede iacet meritâ. te successore superbaeGa naar voetnoot71
Non hoc Bistoniae terra vel ipsa neget.Ga naar voetnoot72
Quid consanguinei dignissima praeda furoris,Ga naar voetnoot73
Aöniâ Pentheus dilaniatus humo?Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Et qui Tyrrheno mutatis gurgite nautisGa naar voetnoot75
Iönias delphin nunc quoque sulcat aquas?Ga naar voetnoot76
Fixa ratis mediis, ceu saxea, fluctibus haesit,Ga naar voetnoot77
Numinis ad nutum stare coacta tui.Ga naar voetnoot78
Pampinus intortos obnubere fronde rudentesGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Ilicet, et mediam cingere visa ratem est.
Ipsi autem inductis variati tergora squamisGa naar voetnoot81
Praecipites alto desiluere foro.Ga naar voetnoot82
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs het land van Bistonia,Ga naar voetnoot73
dat zich op u als zijn opvolger beroemt, niet willen ontkennen. Waartoe het volkomen verdiendeGa naar voetnoot74
slachtoffer van de razernij zijner bloedverwanten, Pentheus op aonische bodem verscheurd?
En de dolfijn die, nadat de tyrreense schippers op zee waren gemetamorfoseerd,Ga naar voetnoot76
ook nu nog de ionische wateren doorklieft? Het schip bleef midden in de barenGa naar voetnoot77
als een rotsblok vasthangen, op de wenk van uw goddelijke wens gedwongen stil te staan.
Onmiddellijk zag men het schouwspel hoe wijnrank met lover de ineengedraaide kabel-Ga naar voetnoot79
touwen bedekte en het middenschip omringde. De mannen zelf echter, hun ruggen
bont met de schubben die ze kregen, bedekt, sprongen van het hoge gangboord halsoverkop inGa naar voetnoot81
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Victor iö, ter, victor iö! tibi, corniger Euan,Ga naar voetnoot83
Terra parens fracta est, India fracta tibi.
85[regelnummer]
Magne Deûm, salve, neu se tibi misceat unda.Ga naar voetnoot85 Ga naar voetnoot85-86
Nil facit ad vires degener unda tuas.
Tu mentem exhilaras, exsultantemque recludis.Ga naar voetnoot87
Tu procul ignavâ pectora tollis humo.
Tecum Simplicitas, tecum Candorque Salesque,Ga naar voetnoot89-90
90[regelnummer]
Tecum nata Fides innocuusque Lepor.Ga naar voetnoot90
Te sine victa fugit facundia, magne Thyoneu.Ga naar voetnoot91 Ga naar voetnoot91-92
Te sine libertas pectoris illa jacet,Ga naar voetnoot92
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zee. Zegevierende, iö, driemaal, zegevierende, iö! Door u, hoorndragende Euan, is MoederGa naar voetnoot82
Aarde gebroken, is India gebroken.Ga naar voetnoot83
Grote der Goden, gegroet, moge water zich niet met u mengen, het ontaarde water heeft
met uw macht niets uittestaan. Gij vervrolijkt het gemoed, ge ontsluit het hart en laatGa naar voetnoot85
het opjubelen; gij heft de harten op ver van de lome aarde.
Aan uw zijde staan Eenvoud,Ga naar voetnoot87
aan uw zijde Oprechtheid en Scherts, aan uw zijde het ontstane Vertrouwen (Trouw) en onschuldige
Charme. Zonder uw bijstand is het met de welsprekendheid gedaan en vliet ze heen, groteGa naar voetnoot89-90
Thyoneus, zonder u ligt ge weet wel de vrijheid van het gemoed machteloos ter neer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Curarum domitor, curarum blande subactor,Ga naar voetnoot93
Grata quies animis, candide Liber, ades.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Tu quoque sensisti Venerem, pater: et tibi saepeGa naar voetnoot95
Pectore in intrepido vulnera fecit Amor.Ga naar voetnoot96
Testis Hymen Hymenaeus erit, tibi carus amanti.Ga naar voetnoot97
Unde novis nuptis nunc quoque dexter adest.Ga naar voetnoot98
Quique tibi crines nodo viridante revinctosGa naar voetnoot99-100 Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Cissus adhuc memori, candide Bacche, premit;Ga naar voetnoot100
Et tu, Sangarius Phrygiis quem vidit in arvisGa naar voetnoot101-102 Ga naar voetnoot101
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zorgenbedwinger, minzame zorgenvernietiger, voor de gemoederen welkome rust,Ga naar voetnoot91
stralende Liber, wees hier.
Ook gij hebt Venus gevoeld, vader: ook u heeft dikwijls in het onvervaard gemoedGa naar voetnoot93
Amor zijn wonden geslagen.Ga naar voetnoot94 Ga naar voetnoot94
Getuige zal zijn hiervan Hymen Hymeneus, aan u minnende dierbaar.
Vandaar dat hij ook nu nog als voor jonggehuwden gelukvoorspellende aanwezig is.
En de jonkman Cissus die u, nog steeds aan hem indachtig, stralende Bacchus, het haarGa naar voetnoot97
met groenige knoop omwonden drukt. En gij, Ampelus, die op phrygische landouwen deGa naar voetnoot98
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mutatum croceas, Ampele, vite comas.Ga naar voetnoot102
Tum Beroë, jungenda toro tibi, Bacche, jugali;Ga naar voetnoot103-104 Ga naar voetnoot103
Rapta foret patruo ni miseranda tuo.
105[regelnummer]
Sed tamen ante omnes, quae neptis Agenoris altiGa naar voetnoot105
A tibi cognatâ Gnosias orta domo est.Ga naar voetnoot106
Illam Dictaeis avectam perfidus orisGa naar voetnoot107-108 Ga naar voetnoot107
perfidus in sola liquerat hospes humo.Ga naar voetnoot108-109
Liquerat: et profugus nocturnae litore DiaeGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Praecipiti dederat vela ratemque Noto.Ga naar voetnoot110
Illa quidem clamabat, Iö! quo, perfide Theseu,Ga naar voetnoot111
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sangarius zijn geelblond haar in een wijnstok veranderd zag.Ga naar voetnoot99-100
Verder Beroë, alsGa naar voetnoot100
huwelijkspartner voor u bestemd, Bacchus; ware het niet dat de beklagenswaardige
door uw oom was geschaakt.Ga naar voetnoot102
Maar vóor allen de kleindochter van de hoge Agenor, de
Knossische, a! uit een huis u
verwant gesproten.Ga naar voetnoot105
Haar van de dictaeïsche kusten weggevaren, had een trouweloze op eenzame grond,Ga naar voetnoot106
een trouweloze gast achtergelaten. Had achtergelaten en voortvluchtig van de kust van hetGa naar voetnoot107-108
nachtelijke Dia had hij de zeilen van zijn schip aan de ijlende
Zuid-Ooster prijsgegeven.Ga naar voetnoot109
Zij echter riep ‘Iö, waarheen, trouweloze Theseus, trouwe-Ga naar voetnoot110
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Perfide, quo properas me sine? siste fugam.Ga naar voetnoot112
Hactenus; et lacrimae commendavere querentem.Ga naar voetnoot113
Pulsabat niveos unda marina pedes.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Ecce, parens Euan superato victor ab hoste,Ga naar voetnoot115
Inque triumphali tigride vectus adest.Ga naar voetnoot116
Pone sequebantur Satyrorum pota iuventus,Ga naar voetnoot117
Et blaesae nimio Thyades ora deo.Ga naar voetnoot118
Non ille invidiam sceleris tulit. utque videbat,
120[regelnummer]
desilit. aetherium litora movit onus.Ga naar voetnoot120 Ga naar voetnoot120
Et, quonam, miseranda, dolor? quid Thesea clamas?Ga naar voetnoot121-122
Ecce tibi Theseus, ecce maritus adest.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loze rept ge u zonder mij? BrengGa naar voetnoot111
uw vlucht tot staan.’ Tot zover gingen haar woorden en tranen zetten nog extra luister bijGa naar voetnoot112
aan haar klacht. Een golf van de zee klotste tegen haar sneeuwwitte voeten.Ga naar voetnoot113
Maar zie, daar verschijnt vader Euan zegevierend komend van de overwonnen vijand,Ga naar voetnoot114
aanrijdend op een met tijgers bespannen triomfkar. Achter hem aan kwamen deGa naar voetnoot115
beschonken jongelingschap der Satyrs en Thyaden met stamelende mond door al te
grote inwerking van de god.Ga naar voetnoot117
Hij kon het hatelijk schelmstuk niet verduren. En zodra hij haar zag, sprong hij van deGa naar voetnoot118
wagen af. Het hemels lichaamsgewicht schokte de stranden.
‘En, zo sprak hij,Ga naar voetnoot120
waartoe, beklagenswaardige, deze smart? Wat roept ge (om) Theseus? Zie hier, hier is
voor u Theseus, zie hier, hier is uw man.’ Zo had hij gespro-
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dixerat: in currus e litore sustulit aur
s.Ga naar voetnoot123
Verba fides sequitur, Gnosia; nupta deo es.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Nunc quoque nocturno spectabilis aethere fulges,Ga naar voetnoot125
Et regis incertas Cressa Corona rates.Ga naar voetnoot126
Hic ubi, Cecropiis ah invidiose colonisGa naar voetnoot127 Ga naar voetnoot127-128:
Icare, non meritae praemia mortis habes.Ga naar voetnoot128 Ga naar voetnoot128-129
Erigoneque necem nimium dolitura paternamGa naar voetnoot129-130
130[regelnummer]
Nec procul à dominâ Maera notanda suâ.Ga naar voetnoot130
Tu coelum meritis, tu terram, Bacche, replesti;Ga naar voetnoot131
Illa tibi segetes debet arata suas.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken: hij tilde haar van hetGa naar voetnoot123 Ga naar voetnoot123
strand in de gulden wagen. Hij bekrachtigde het woord met de daad, Knossische; gehuwdGa naar voetnoot124
met een god zijt ge. Ook nu nog straalt ge aan de nachtelijke aether bezienswaardig en welGa naar voetnoot125
en bestuurt ge als kretensische Krans de onzekere schepen.Ga naar voetnoot126
Hier waar, ach, gij aanGa naar voetnoot127-128
de boeren van het land van Kekrops gehate, Icarus, de beloning hebt van een onverdiende doodGa naar voetnoot128 Ga naar voetnoot128-129
en Erigone, die bijzonder erg verdriet over de moord op haar vader zou hebben en vlakbij zijn
eigen meesteres duidelijk gekenmerkt hond Maera.
Gij hebt de hemel, gij hebt de aarde, Bacchus, met uw verdiensten vervuld. LaatstgenoemdeGa naar voetnoot131
is, beploegd als zij is, aan u haar te velde staande gewas ver-
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Primus inexpertam docuisti findere terram;Ga naar voetnoot133-134
Primus inexpertâ spargere semen humo.
135[regelnummer]
Te colit inde suum Mareotica Memphis Osirin,Ga naar voetnoot135
Dum quatit attonitâ tinnula sistra manu.
Tu populis leges, tu primus jura dedisti.Ga naar voetnoot137
Debuit officiis hoc quoque terra tuis.
Nec Phoebi invidia, aut Cereris moveare, memento.Ga naar voetnoot139 Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Vindicet haec partes, vindicet ille tuas.
Callida Triptolemo fruges tibi, Bacche, repertasGa naar voetnoot141
Quid quod in Actaeam spargere jussit humum?Ga naar voetnoot142
Nec tamen ipsa negat. nam cum furialis EleusinGa naar voetnoot143 Ga naar voetnoot143-144
Rite colit Cererem, te quoque rite colit.Ga naar voetnoot144
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schuldigd. Als eerste hebt gij deGa naar voetnoot133-134
mensen er in onderricht de aarde, die zoiets vroeger nog nooit had ondervonden, te splijten;
als eerste de uitzaai te verrichten in de grond, die zoiets nog nooit had meegemaakt.Ga naar voetnoot135
U vereert dientengevolge het mareotische Memphis als zijnGa naar voetnoot136 Ga naar voetnoot136
Osiris, terwijl het de tjinkelendeGa naar voetnoot137
castagnetten schudt met door de donder getroffen hand. Gij hebt aan de volkeren wetten, gij
als eerste rechtsinstellingen geschonken. Ook dit was de aarde verschuldigd aan uw
dienstbetoon. En wees er indachtig aan dat ge u noch door jaloezie ten opzichte van Phoebus
noch door afgunst jegens Ceres laat bewegen. Laat zij, laat gene de u bedeelde
taken waarnemen. Wat er van te zeggen dat zij listigGa naar voetnoot142
Triptolemus opdroeg de door u,Ga naar voetnoot143
Bacchus, uitgevonden veldvruchten te zaaien in Attica's bodem. En toch weigert ze zelf ook haar gavenGa naar voetnoot144
niet. Want als het van vervoering vervulde Eleusis Ceres naar behoren vereert,
vereert ze ook u naar behoren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
145[regelnummer]
Nec male cum Phoebo tibi convenit. unus utriqueGa naar voetnoot145-146 Ga naar voetnoot145
Mons sacer, Aönii quem rigat humor equi.Ga naar voetnoot146
Nec Deus aeternis praesentior ille poëtisGa naar voetnoot147-148
Te, pater; aut populo notior ipse suo est.Ga naar voetnoot148
Quo feror ulterius? quo me, pater, abripis ultra?
150[regelnummer]
Iam stupet ad laudes saucia lingua tuas.Ga naar voetnoot150
Da calicem mihi, Bacche, tuum, mitramque virentem,Ga naar voetnoot151
Nebridaque algenti quae mihi membra tegat;Ga naar voetnoot152
Et, qui sustineat titubantia corpora, thyrsum.Ga naar voetnoot153
Sed capiti serva cornua sola tuo.Ga naar voetnoot154-155:
155[regelnummer]
Deprecor hoc unum. vix sunt tua cornua, vix suntGa naar voetnoot155
munera temporibus commoda, Bacche, meis.
Vota tamen tibi, magne parens, iteranda supersunt.Ga naar voetnoot157
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wonderwel verstaat ge u tevens met Phoebus. Elk van beiden heeft éen enkele heiligeGa naar voetnoot147
berg gemeenzaam, die het nat van het aonisch paard bevloeit.Ga naar voetnoot148
En geen God is er meer helpend nabij voor eeuwige dichters dan gij, vader; of persoonlijk beter bekend aan zijn eigen volk.
Waarheen word ik nog verder gevoerd? waarheen sleurt ge me, vader, nog verder weg?
Mijn gewonde tong is al verstomd en kan uw lof niet meer zingen.
Reik me, Bacchus, uw kelk, en de groene mijter en het hindevel om mij,
kleumer, de leden te dekken; en de thyrsus om mijn waggelend lijf te ondersteunen.Ga naar voetnoot153
Maar laat de horens alleen op uw hoofd staan.
Dit alleen verzoek ik u niet te doen. Nauwelijks zijn uw horens, nauwelijksGa naar voetnoot155
zijn ze, Bacchus, een geschenk voor mijn slapen passend.
Toch, grote ouder, zijn er wensen te over om keer op keer aan u te doen.Ga naar voetnoot157
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Legifer Inôae nate sororis, ades.Ga naar voetnoot158
Siste merum mihi, siste, puer. quid, lente, moraris?Ga naar voetnoot159-162
160[regelnummer]
Nil mihi cum lymphâ, tu modo siste merum.
Quid cunctare, puer? quid inania pocula Baccho,Ga naar voetnoot161
Lente puer, cessant? arida lingua siti est.Ga naar voetnoot162
Magne pater Nyseu, seu Liber et Euius esse,Ga naar voetnoot163 Ga naar voetnoot163-164
sive magis Bromius Nycteliusque cupis;Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Quodsi rite, pater, tibi sacra peregimus olim;
Nunc mihi lenis iö, nunc facilisque veni.Ga naar voetnoot166
Membra tremunt, titubantque mihi, nutantque, labantque.Ga naar voetnoot167-168 Ga naar voetnoot167
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wetbrengende zoon van Ino's zuster, wees aanwezig.Ga naar voetnoot158
Zet, jongen, ongemengde wijn voor me neer, zet ze neer.Ga naar voetnoot159-162 Ga naar voetnoot159
Wat talmt ge, treuzelaar, nog langer.
Met water heb ik niets van doen, zet gij alleen maar wijn neer.
Waarom draalt ge, knaap? Waarom, trage jongen, blijven de bekers, leeg van Bacchus,
uit? Mijn tong is van dorst verdord.Ga naar voetnoot163-164
Grote vader van Nysa, hetzij ge begeert Liber en Euius te zijn, hetzij liever BromiusGa naar voetnoot164
en Nyctelius, bijaldien wij, vader, indertijd naar behoren u offers hebben gebracht,
kom nu voor mij als een zachte, iö, nu als een gemakkelijke.Ga naar voetnoot166
Mijn leden trillen, wankelen,Ga naar voetnoot167
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bacche, vacillantem fac moderere pedem.Ga naar voetnoot168
Quid fessum choreis, Lenaee bicorniger, urges?Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Quo rapis ignavum? quid tibi dulce mei?Ga naar voetnoot170
Euoe! quo properas? pater, evoe, Bacche, quid instas?Ga naar voetnoot171
Quid tibi vis, Eleleu, quid, Dionyse, tibi?Ga naar voetnoot172
Iraphiota, Phanes, Paean, Brysaee, Sabasi,Ga naar voetnoot173-174 Ga naar voetnoot173
Bassare, Lycnita, quid mihi corda quatis?Ga naar voetnoot174
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
knikken en zijn onvast, Bacchus, bestuur toch mijn waggelende tred. Waartoe, tweeGa naar voetnoot168
horens dragende Lenaeus, laat ge me, doodop van alle reidansen, rust noch duur?Ga naar voetnoot169
Waarheen sleurt ge me toch mee, mij lome. Wat van mij is u zoet? Euoe! waarheen rept ge u?Ga naar voetnoot170
Vader, Euoe, Bacchus, wat vervolgt ge me? Wat, Eleleu, hebt ge voor, wat, Dionysus?Ga naar voetnoot171
Iraphiota, Phanes, Paean, Brysaeus, Sabazios, Bassaros,Ga naar voetnoot172
Lycnita, waartoe schokt geGa naar voetnoot173-174
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
175[regelnummer]
Quo tendis, Dithyrambe? quid, indetonse Thyoneu,Ga naar voetnoot175
Pectoris obstructas concutis usque fores?Ga naar voetnoot176
Parcius attonitum, pater, ô pater, obrue vatem;Ga naar voetnoot177
Neu preme trux toto corda sepulta Deo.Ga naar voetnoot178
Sic tibi flexipedes obnubant ora corymbiGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
Semper, et instabilem fulciat hasta gradum.Ga naar voetnoot180
Sic tibi purpurea cingatur nebride pectus;Ga naar voetnoot181
Mitratusque sacro vertice surgat apex.Ga naar voetnoot182
Sic perfusa suo titubent tibi membra liquoreGa naar voetnoot183
Muneribus madeas et, pater, usque tuis.Ga naar voetnoot184
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijn hart? Waar gaat ge heen, Dithyrambus? waarom, weelderig gelokte Thyoneus
schokt ge alsmaar de gesloten deuren van mijn hart? Doe, oGa naar voetnoot175
Vader, vader, het wat kalmer aan,
als ge uw door de donder getroffen profeet overweldigt en druk in uw grimmigheid niet het hartGa naar voetnoot177
terneer dat in volledige wijnroes verzonken ligt.Ga naar voetnoot178
Zowaar mogen uw gelaat immer beschaduwen krombenige wijntrossen en een lans uwGa naar voetnoot179
onstevige tred schragen, zowaar moge u de borst omhuld zijn door een purperkleurig hindevel
en moge de in een piek uitlopende mijter van uw heilige kruin oprijzen, zowaar mogen
u de leden overgoten met drank waggelen en moge gij,
Vader, steedsmaardoor door uw eigenGa naar voetnoot183
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
185[regelnummer]
Non ego Deriaden inimica classe secutusGa naar voetnoot185 Ga naar voetnoot185
In te signa ferox barbara, Bacche, tuli;
Mysticave irrupi sacraria, non ego faviGa naar voetnoot187
sive tibi, Pentheu, sive Lycurge, tibi.Ga naar voetnoot188
Fallor? an insano reboat clangore Cithaeron?Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Cymbala terrifico quis quatit iste sono?Ga naar voetnoot190
Quis procul ille senex, pando qui nutat asello,Ga naar voetnoot191
et ferula lentos increpat usque gradus?Ga naar voetnoot192
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaven bevochtigd zijn, ik trok niet met Deriades op een vijandige vloot mee en ben ook niet,
Bacchus, vol krijgslust tegen u te velde getrokken of ben in het mystenheiligdom binnen-
gedrongen, ik heb noch, hetzij u, Pentheus, hetzij u,
Lycurgus, aangehangen. Heb ikGa naar voetnoot187
het mis of weergalmt daar de Cithaeron van woest getier?
Wie is het daar die met angst-Ga naar voetnoot189
aanjagend geluid op de cimbalen slaat? Wie is die grijsaard daar in de verte, die op zijnGa naar voetnoot190
doorzakkend ezeltje heen en weer schudt en met een thyrsusstaf steeds door de trage gangGa naar voetnoot191
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hinc agiles Satyri cum nubigenis Centauris,Ga naar voetnoot193 Ga naar voetnoot193
Inde leves thiasos ebria Maenas agunt.Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Ecce, vacillantes adducunt orgia Mystae.Ga naar voetnoot195
Cedite de media, turba profana, via.Ga naar voetnoot196
Cistaque nocturnis et vannus conscia sacrisGa naar voetnoot197
Pone jacent terrae, nec procul inde cadi.Ga naar voetnoot198
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(van het dier) aanzet? Hier zijn het de bewegelijke Satyrs met de uit de wolken geboren CentaurenGa naar voetnoot192
samen, ginds voeren dronken Maenaden lichte reidansen uit.Ga naar voetnoot193
Zie, met wankele
gang brengen ingewijden heilig offergerei aan. Maakt, oningewijde schare, ruim baan.
Zowel de kist als de wan, terdege met nachtelijke feesten vertrouwd, liggen achter hen op de grond,Ga naar voetnoot196
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quid loquor? aut ubi sum? quo pectus inhorruit oestro?Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Attonuit mentem quis mihi, Bacche, furor?Ga naar voetnoot200
Euoe! quo rapimur? viduatam frondibus hastamGa naar voetnoot201-2 Ga naar voetnoot201
Bassaris indomitâ concutit, ecce, manu.Ga naar voetnoot202
Euoe! iam sparsis per marcida colla capillisGa naar voetnoot203
Coniciet thyrsos in mea terga suos.
205[regelnummer]
Quo fugiam, Lenaee? tuum, precor, eripe vatem.Ga naar voetnoot206
Versibus ô posthac sic celebrere meis!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en niet ver vandaar wijnvaten. Wat spreek ik? Of waar ben ik? Door wat voor horzelGa naar voetnoot197
gestoken, slaat me nu de schrik om het hart? Wat voor razernij, Bacchus, heeft me de geest alsGa naar voetnoot198
met de donder geslagen? Euoe! waarheen worden we gesleurd? Zie, daar drilt een BassarideGa naar voetnoot199
met onbeteugelde hand een van lover ontdane lans, Euoe!Ga naar voetnoot200
zo aanstonds zal zeGa naar voetnoot201
terwijl haar weelderig haar over haar slap neerhangende hals golft, haar thyrsussen krachtigGa naar voetnoot202
op mijn rug doen nederdalen. Waar moet ik heenvluchten,Ga naar voetnoot203
Lenaeus? Ontruk, wat ik u
bidden mag, uw ziener (aan de gevaren). Moge gij zo (alsdan) later door mijn verzen worden
gevierd en vereerd.Ga naar voetnoot206
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nicolaas Heinsius' gedicht vergeleken met Daniel Heinsius' Lofzang
Bibliografie
|
|