Bacchus. Lyrisch leesboek over de god Bacchus, met aantekeningen en vertalingen, tevens een illustratie van het translatio-imitatio-aemulatio-principe. Deel 2
(1971)–L.Ph. Rank, J.D.P. Warners– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
6. Andrea AlciatiGa naar eind1.We komen nu tot een tussenspel: een enkel voorbeeld van Bacchus in de emblematiek, gekozen uit het werk van de vader van dit enerverende genre, Andrea Alciati. Onze zo beperkte keuze maakt het onmogelijk iets in het midden te brengen over de emblematiek in het algemeen, en evenmin zou het verstandig zijn uit dit ene specimen konklusies te trekken over de relatie emblematiek en mytologie. Alciati's werk verscheen voor het eerst in 1531 onder de titel Emblematum Liber. Sinds kort weten we dat de auteur zijn gedichten zouder afbeeldingen heeft willen uitgeven.Ga naar eind2. We maken in het voorbijgaan van deze vondst melding omdat het ons opviel hoe weinig de afbeelding van het door ons gekozen embleem met de tekst te maken had en tegelijkertijd werd het duidelijk hoeveel overeenkomst er bestond tussen het Bacchusgedichtje van Alciati en sommige epigrammen uit de Anthologia Graeca, met als gevolg dat de lezer door deze epigrammatische imitatie zich meer gekonfronteerd waant met een klassieke navolging dan met een fonkelnieuwe literair-plastische kunstvorm. Reeds lang geldt de Anthologia Graeca als éen der bronnen van de emblematiek en in ons beperkt geval mag men wel aannemen dat deze Anthologia een unieke bron is. Alciati's embleem xxv stellen we nu in het middelpunt. Het omvat 26 regels en draagt als titel: In statuam Bacchi. Het gedicht is, zoals uit de titel duidelijk blijkt, gemaakt naar aanleiding van een Bacchusbeeld. Daarmee lijkt de eerste aansluiting gegeven met de Anthologia, waarin immers een zeer groot aantal van dergelijke epigrammen is overgeleverd: een toeschouwer van een beeld meldt wat zijn mening aangaande het kunstwerk is. Hoe doet hij dat? Een duidelijke epigrammatische, kort en geserreerde vormgeving, zo mogelijk met een pointe aan het slot lijkt noodzakelijk. De waardering voor het kunstwerk is meestal zeer groot en wat in die waardering het meest opvalt is dat het epigram getuigenis aflegt van grote bewondering voor het realistische karakter van het beeld; eenvoudig gezegd: het beeld is ‘net echt’. Tot de karakteristieke opbouw behoort zeer vaak een vraag- | |
[pagina 202]
| |
en antwoord-spel. De toeschouwer vraagt naar voorstelling en betekenis; iemand, soms de figuur die als beeld is voorgesteld, vaak ook een stem, die niet nader te identificeren is, antwoordt. We geven een prachtig voorbeeld uit de Anthologia Palatina xvi, 275 (Posidippus): Εἰς ἄγαλμα τοῦ Καιροῦ
Τίς, πόϑεν ὁ πλάστης; - ‘Σιϰυώνιος.’ - Οὔνομα δὴ τίς; -
‘Λύσιππος.’ - Σὺ δὲ τίς; - ‘Καιρὸς ὁ πανδαμάτωρ.’ -
Τίπτε δ᾽ ἐπ᾽ ἄϰρα βέβηϰας; - ‘Ἀεὶ τροχάω.’ - Τί δὲ ταρσοὺς
ποσσὶν ἔχεις διφυεῖς; - ‘Ἵπταμ᾽ ὑπηνέμιος.’ -
5[regelnummer]
Χειρὶ δὲ δεξιτερῇ τί φέρεις ξυρόν; - ‘Ἀνδράσι δεῖγμα,
ὡς ἀϰμῆς πάσης ὀξύτερος τελέϑω.’ -
Ἥ δὲ ϰόμη τί ϰατ᾽ ὄψιν; - ‘῾ϒπαντιάσαντι λαβέσϑαι,
νὴ Δία.’ - Τἀξόπιϑεν πρὸς τί φαλαϰρὰ πέλει; -
‘Τὸν γὰρ ἅπαξ πτηνοῖσι παραϑρέξαντά με ποσσὶν
10[regelnummer]
οὔτις ἔϑ᾽ἱρων δράξεται ἐξόπιϑεν.’ -
Τοὔνεχ᾽ὁ τεχνίτης σε διέπλασεν; - ‘Εἵνεϰεν ὑμέων,
ξεῖνε, ϰαὶ ἐν προϑύροις ϑῆϰε διδασϰαλίην.’
In vertaling:Ga naar eind3. Gott der Gelegenheit
Wo ist der Künstler zu Haus? - ‘In Sikyon wohnt er.’ - Sein Name? -
‘Ist Lysippos.’ - Du bist? - ‘Gott des allmächtgen Moments.’ -
Sag, warum gehst du auf Zehen? - ‘ich laufe beständig.’ - Weswegen
hast du Flügel am Fuss? - ‘Weil ich so flink bin wie Wind.’ -
Und du hältst in der Rechten ein Messer? - ‘Es kündet den Menschen:
nichts in der Weite der Welt schneidet so scharf wie ich selbst.’ -
Und das Haar an der Stirn? - ‘Beim Zeus, der Begegnende soll mich
| |
[pagina 203]
| |
schnellstens erhaschen.’ - Warum bist du denn hinten so kahl? -
‘Bin ich mit fliegendem Fuss erst einmal vorübergeglitten,
hält mich, so sehr man es wünscht, keiner von hinten mehr fest.’
- Und warum schuf dich der Künstler?’ - ‘Fur euch! Und zu eurer Belehrung
stellte er, Wandrer, mich auch hier in der Vorhalle auf.’
Met dit ene voorbeeld hebben we, dachten we, alle karakteristieke trekken van het embleem van Alciati mede in handen: de reeks vragen en antwoorden; de vragen gesteld door een toeschouwer, de antwoorden gegeven door de afgebeelde; het duidelijk allegorische, in het beeld op bijzondere wijze weergegeven, wordt in de antwoorden onmiddellijk verklaard, waarmee het wezenlijke van de god aan toeschouwer en lezer duidelijk gemaakt wordt; met ons griekse voorbeeld en met het embleem van Alciati komen we ook te weten wie de maker van de beelden is. Voordat we op Alciati's gedicht nader ingaan nog het volgende: Het mag waar zijn dat de emblematiek van Alciati het zonder afbeeldingen moest doen, althans naar de bedoeling van de italiaanse ontwerper van het genre, het griekse voorbeeld laat zeer duidelijk zien, dat een beeld, een ‘afbeelding’ uitgangspunt was van des dichters inspiratie. En het is nauwelijks denkbaar dat het embleem dat ons hier bezig houdt, ook niet op éen of andere wijze met een kunstwerk te maken heeft. Het is natuurlijk niet noodzakelijk dat Alciati zich inderdaad een ‘Statua Bacchi’ voor ogen stelde, ook al spreekt de dichter van een dergelijk werkstuk van Praxiteles: voor zover wij weten bestaat dat beeld niet (meer) en als het wel bestond, is het niet waarschijnlijk dat Alciati het in werkelijkheid gezien zou hebben. Het lijkt ons het meest voor de hand liggend, dat Alciati, in de trant van de Anthologia, al dan niet aan een beeld van Bacchus denkend, dit embleem heeft geschreven. Men zou de tweede mogelijkheid de voorkeur willen geven als men bedenkt dat Alciati oorspronkelijk geen afbeeldingen wenste. En nu het gedicht zelf, als epigram bedoeld, als embleem gedrukt. | |
[pagina 204]
| |
Vijf vragen worden gesteld en van antwoord voorzien. Vraag 1 is tweeledig en handelt tevens over de realistische uitbeelding: wie heeft u, vader Bacchus, zo goed kunnen waarnemen met sterfelijk oog, dat hij u zo naar uw werkelijke gedaante heeft kunnen uitbeelden? Anders gezegd: wie heeft dit beeld gemaakt? en: wie heeft u zo in uw doen en laten kunnen observeren? Het antwoord leert ons onder welke omstandigheden de nu genoemde beeldhouwer, Praxiteles, Bacchus heeft geobserveerd: toen hij Ariadne, door Theseus verlaten, met zich meenam. Juist in het antwoord wordt gewezen op het goedlijkende karakter van het beeld: ‘qualis eram’, zoals ik was, zegt Bacchus, heeft Praxiteles me vorm gegeven, toen hij mij zag, terwijl ik Ariadne meenam. Mytologie tot reële werkelijkheid geworden. Het plaatje bij dit gedicht in onze uitgave zou het vermoeden sterk wettigen dat Alciati althans een dergelijke afbeelding niet gewenst heeft. In vers 5 komt de tweede vraag, die duidelijk voortkomt uit het nauwkeurig zien van de toeschouwer: waarom ben je zo jong afgebeeld, Bacchus, terwijl je ouder dan Nestor bent? Het antwoord is van allegorische aard: er wordt een toespeling gemaakt op het drinken van Bacchus' belangrijkste gave, de wijn: wie op later leeftijd geleerd heeft die wijn gematigd te drinken, zal jong zijn en blijven. Oudere leeftijd en voorzichtig drinken zijn voorwaarde voor een lange jeugd. De volgende vraag (vs. 9) handelt over Bacchus' horens en zijn timpanen, die een allegorische voorstelling zijn van het onmatige wijngebruik: horendrager zijn en uitzinnigheid. Vervolgens blijkt het beeld met rode verf te zijn geschilderd (vs. 13): is de vuurkleur een gevolg van in u aanwezig menselijk vuur? Dat blijkt niet het geval: de vuurdood van Semele en haar kind worden met het rood aangeduid. Na de redding uit de verbrandende moeder heeft de oppergod het kind in water ondergedompeld, leert ons het antwoord, en dat geeft een nieuwe allegorische interpretatie: wijn en water moeten gezamenlijk gedronken worden, terwille van de lever! Op de menging van water en wijn gaat de laatste vraag nader in. Het is misschien niet overbodig op te merken hoe | |
[pagina 205]
| |
realistisch dit embleem is opgebouwd: van het goddelijk uiterlijk en zijn betekenis naar de praktische vraag over de beste drinkgewoonten, van de ontvoerder van Ariadne naar de water-wijn-menging. Weer, als in de verzen 9 vv. komt de matigheid in het centrum van de belangstelling te staan: niet te veel, want anders dreigt de dronkenschap en het dronkemansgeraas. Het is hier dus wel de plaats bij uitstek er op te wijzen dat het embleem, behalve allegorisch, ook duidelijk moralistisch is, zoals de latere emblematiek ook grosso modo zal zijn en blijven. De twee slotregels staan in zekere zin los van het geheel: de dichter spreekt nu als het ware tot zichzelf na de ontvangen matigheidsles: zijn dorst is groter dan Bacchus lief is. De twee andere emblemata uit deze bundel waarin Bacchus optreedt laten we buiten beschouwing, omdat ze geen nieuws opleveren. Emblema xxiii gaat over de standbeelden van Bacchus en Apollo, beiden zonen van Zeus, beiden de eeuwige jeugd bezittend, die ook de dichter zichzelf toewenst. Het andere handelt over Bacchus en Pallas die gezamenlijk éen tempel bewonen. Ook hier wordt het vaderschap van Zeus genoemd: aan Pallas behoort de olijf, aan Bacchus de wijn en op die grond horen de god en de godin bij elkaar. Wie de wijn haat, zal ook van Pallas niets ontvangen. | |
[pagina 206]
| |
Emblema XXV In Statuam Bacchi DialogismusBacche pater, quis te mortali lumine novit,
Et docta effinxit quis tua membra manu?
Praxiteles, qui me rapientem Gnos[s]ida vidit,
Atque illo pinxit tempore, qualis eram.
5[regelnummer]
Cur iuvenis, teneraque etiam lanugine vernat
Barba, queas Pylium cum superare senem?
Muneribus quandoque meis si parcere disces,
Junior, et forti pectore semper eris.
Tympana non manibus, capiti non cornua desunt:
10[regelnummer]
Quos nisi dementeis talia signa decent?
Hoc doceo, nostro quod abusus munere sumit
Cornua, et insanus mollia sistra quatit.
Quid vult ille color membris pene igneus? omen
Absit, an humanis ureris ipse focis?
15[regelnummer]
Cum Semeles de ventre parens me fulmine traxit
Ignivomo, infectum pulvere mersit aquis.
Hinc sapit hic liquidis qui nos bene diluit undis:
Qui non, ardenti torret ab igne iecur.
Sed nunc me doceas, quî vis miscerier? et qua
20[regelnummer]
Te sanus tutum prendere lege queat?
Quadrantem addat aquae, calicem sumpsisse Falerni
Qui cupit, hoc sumi pocula more iuvat.
Stes intra heminas: nam qui procedere tendit
Ultrà, alacer, sed mox ebrius, inde furit.
25[regelnummer]
Res dura haec nimium. Sunt pendula guttura, dulce
Tu fluis. heu facilè commoda nulla cadunt!
| |
[pagina 207]
| |
Op een Bacchus-standbeeldVader Bacchus, wie heeft met sterfelijk oog u gekend
en wie heeft met kunstenaarshand uw leden geboetseerd?
Praxiteles, die me de knossische jonkvrouw zag roven
en op die tijd me uitbeeldde, zoals ik was.
Waarom een jongeling, en is de baard door teer dons lentefris tevens,
terwijl ge toch de grijsaard van Pylus in jaren kunt overtreffen?
Als ge de kunst zult gaan leren mijn gaven spaarzaam te gebruiken,
zult ge immer jong van jaren en sterk van hart wezen.
Uw handen zijn van timpanen, uw hoofd is van horens voorzien,
Wie sieren dergelijke kentekenen tenzij uitzinnigen?
Dit leer ik u, dat hij die onze gave misbruikt, horens aanneemt
en uitzinnig de verwijfde castagnetten schudt.
Wat heeft die kleur, bijna als vuur, over uw leden te beduiden?
Het voorteken zij verre, maar brandt ge soms zelf van menselijk vuur?
Toen mijn vader mij met zijn vuurbrakende bliksem uit Semele's schoot trok, dompelde
hij mij, door stof bezoedeld, in water onder.
Vandaar dat hij wijs is, die ons terdege met helder water
verdunt, die dat niet doet, diens lever wordt door brandend vuur geroosterd.
Maar wil me nu vertellen, hoe ge gemengd wilt worden? En in welke
verhouding een gezondzinnig mens u veilig tot zich kan nemen.
Laat hij een kwart water toevoegen die een beker Falerner wil nemen, op deze wijze
neemt men met plezier de beker terhand. Blijf binnen de pint staan: want wie verder wil gaan,
is eerst vief en vrolijk, daarna echter dronken, vervolgens raast en tiert hij.
Dat is een al te zwaar gebod. Mijn keel staat open, gij vloeit zoet.
Wat goed bekomt valt nooit gemakkelijk.
|
|