zodat de buren ook konden meegenieten. Het geluid van de radios viel veelal
tot op straat te beluisteren.
Wij jongeren maakten onze eigen radios in sigarendozen. De kunst keken wij van
elkaar af. Dat waren radios met een enkele lamp en je moest ernaar luisteren met
behulp van een koptelefoon. Het was iets geweldigs wanneer na dagen van noeste
arbeid plotseling gekraak en geluid uit zo'n ding kwam. De meer geavanceerden
maakten zelfs radios met twee lampen die hun geluid via een speaker brachten.
Er waren twee bioscopen: theater Bellevue bij het Spanhoek toebehorend aan Emile
de la Fuente en Cinema Luxor bij het Sivaplein van de gebroeders Karamat Ali.
Het trottoir voor Bellevue en Luxor was hoofdkwartier en verzamelplaats voor de
Surinaamse jeugd vanaf twaalf jaar die daar steeds te vinden was om er te
babbelen over de meisjes, over voetballen, over films en vooral over wegwezen.
Wilde je je vrienden ontmoeten dan ging je naar Bellevue. Bleken ze daar niet te
zijn dan liep je door naar Luxor en meestal was het dan wel raak. Er kwamen
alleen jongens want het was niet gebruikelijk dat meisjes zich op straat
ophielden.
De katholieke jongens hadden het Patronaat aan de Monseigneur Wulffingstraat waar
ze konden biljarten, sjoelbakken, tafeltennissen, dammen etc. maar de tent sloot
meestal al tegen een uur of acht. Dan moesten ze dan verder maar bij Bellevue en
Luxor hun heil zoeken.
Zo tegen het eind van de oorlog werd Spes Patriae opgericht door een paar oudere
jongens (zoals August Biswamitre, Eddy Bruma e.a.) om de niet katholieke jeugd
ook een home te bieden en het rondhangen bij de bioscopen tegen te gaan. Ze
hadden hun clubgebouw aan de Keizerstraat aan het begin van de Jodenbreestraat.