Zwemmen
WE ZWOMMEN IN ALLES waarin we water zagen, alle waarschuwingen over stilstaand
water, bilharzia en andere ziekten aan de laarzen lappend. In mijn prille jeugd
bevond zich achter de cultuurtuin bij de schietbaan een groot gat waaruit men
blijkbaar zand had gedolven voor de aanleg van een of andere weg. Daar is eens
een neef van me Henar geheten, doodgeslagen door een andere jongen, ene Van de
Berg. Hij had van de Berg zolang gesard totdat die boos werd en hem met een
ijzeren pijp op het hoofd sloeg. Vanaf dien mochten wij jongens daar niet meer
verschijnen.
Toen gingen we zwemmen bij Siew achter de Prinsessestraat. Hij had in een moeras
op zijn boerderij een groot gat dat als drinkplaats voor zijn koeien dienstdeed.
Hij had er gruwelijk het land aan dat wij daar zwommen en zat ons steeds met een
houwer (kapmes) achterna. Vermoedelijk omdat hij in dat gat ook vissen kweekte.
We zwommen ook in de rivier achter waar Zaag molen Swijt staat. Vroeger was daar
ook in de rivier de landingsplaats voor de watervliegtuigen van de Pan American
(Lande genaamd). Soms liepen we helemaal naar de Kleine Saramaccastraat waar
talrijke bekwame zwemmers woonden o.a. de familie Plak en Malmberg. Deze jongens
zwommen de Surinamerivier gewoon over. Dat deden ze in twee etappes. Ze zwommen
eerst naar de Goslar. Dat was een groot Duits schip dat door de bemanning bij
het uitbreken van de tweede wereldoorlog tot zinken was gebracht en op een
zandbank was terechtgekomen. De helft van het schip staak boven het waterop-