moeder kreeg ik elke dag een
dubbeltje mee om daarmee mijn boterham te kopen bij de Chinees in de
Maagdenstraat. Toen ik de winkelchef Jacques Stuger genaamd blijk gaf van mijn
verbolgenheid glimlachte hij fijntjes. De maandag daaropvolgend zei hij
plotseling. ‘Jongen waarom ga je je haar niet knippen. Je ziet eruit. Het is
geen gezicht. Zo kun je niet in de winkel rondlopen.’
‘Waar moet ik het geld daarvoor vandaan halen,’ zei ik diep beledigd.
Hij stapte naar de kassa (mijn oom was er niet) en haalde daaruit vijfendertig
cents. Ik kon van dat bedrag mijn haar laten knippen plus bakkabana en andere
lekkernijen kopen. Toen het tijd werd om het kasboek te totaliseren zei hij:
‘Zorg ervoor dat je vijf en dertig cents minder telt.’
Ik, ook niet op mijn achterhoofd gevallen, begreep ogenblikkelijk waar het om
ging. Elke dag zodra mijn oom de trap was opgegaan naar zijn appartementen boven
de winkel ging Jacques Stuger in de kassa, haalde er een tientje uit en
verdeelde dat onder het personeel. Een ieder kreeg er naar behoefte. Nu moet
gezegd worden dat mijn oom behalve als gierigaard ook bekend stond als een
bijzonder potente man. Hij moest elke dag een vrouw hebben. De gehele dag placht
hij voor de deur van zijn winkel te staan om de vrouwen die langs kwamen aan te
spreken. (Zijn eigen vrouw had azijn ingenomen om zich van kant te maken wegens
zijn uitspattingen en verbleef daarom in hun buitenverblijf aan de Kwattaweg
ongeveer waar nu Bennies Park staat. 's Avonds ging hij ernaar toe). Had hij
geluk dan ging hij via de poort naast de winkel en de achtertrap met zijn
verovering naar boven. Dat was dan het sein voor Jacques om voor Sinterklaas te
spelen. Had mijn oom die dag geen geluk dan ging hij naar een vrouw die naast de
winkel