van het land. Hoe kwam dat?
We hadden drie Javaanse grieten in de straat die full time het oudste beroep
uitoefenden: Karmina die op het erf woonde bij Liengamang (de man die in de stad
bedelde maar rijk bleek te zijn), een oudere vrouw die niet in de
Gonggrijpstraat maar in de Steenbakkerijstraat naast de CHM haar beroep
uitoefende en Sarah die op het erf woonde bij Matapsingh.
De oudere vrouw (ze was helemaal verlept en was misschien niet eens zo oud) was
getrouwd met een vriend van ons die we Min noemden. Hij leek wel zeker twintig
jaar jonger dan zij. Ze hadden een toko (een kleine kruidenierswinkel) en
moesten voor die tijd dan wel tot de gegoede Javanen gerekend worden. Toch pleeg
de Min zelfmoord door zich op te hangen in de winkel. Men beweerde dat het moord
was omdat Min geen enkele reden had zich op te hangen en op de hoogte was van de
arbeid van zijn vrouw zodat hij het niet van verdriet zou kunnen hebben gedaan.
Bovendien raakten zijn tenen de grond. Maar een moordenaar is nooit gevonden.
Er waren voorts drie Hollandse gezusters, Montel geheten, die full time werkten
en vooral Hollandse militairen op bezoek kregen en tenslotte was er een kompleet
bordeel boven een winkel met een stuks of tien meiden in kleur varierend van
spierwit tot gitzwart.
De Montels gingen vaak met deze grieten op stap om mannen op te pikken tijdens de
oorlog. Onder andere Hollandse (aangeduid als Canadezen daar ze blijkbaar
voornamelijk in Canada waren gerecruteerd), Amerikaanse en Puertoricaanse
militairen. Maar ze hadden ook vaak ruzie. Dan trokken ze elkaar op straat aan
de haren, hesen hun rokken in de hoogte om hun donsjes te tonen en broadcastten
luidkeels welke smerige seksuele streken de tegenstandster met mannen uithaalde.