De taaltheorie van Johannes Kinker

[p. 109]

Bibliografie

H.B. ACTON 1966,	‘The philosophy of language in revolutionary France’. In: Studies in philosophy, London, 143-167.
W.P. ALSTON 1964,	Philosophy of language, Prentice-Hall Inc. U.S.A.
G. von ANTAL 1888,	Die holländische Philosophie im neunzehnten Jahrhundert, Utrecht.
H. ARENS 1969^2,	Sprachwissenschaft; der Gang ihrer Entwicklung von der Antike bis zur Gegenwart, Freiburg/München.
J. BESTGEN 1959,	‘Johannes Kinker á l'université de Liège’. In: Bulletin de la société royale le Vieux-Liège, 420-425.
W. BILDERDIJK 1826,	Nederlandsche Spraakleer, 's Gravenhage.
J. BRAEUER 1921,	A.F. Bernhardi; der Sprachphilosoph der älteren Romantik, Breslau.
CATALOGUS 1846	Catalogus van drie hoogst belangrijke en zeer fraaye boekverzamelingen...Alles nagelaten door wijlen de wel edele heeren Mr. Johannes Kinker. Mr. Johannes Willem Willekens....en Arend Horstman, Amsterdam Jacobus Radink en Frederik Muller
N. CHOMSKY 1966,	Cartesian linguistics, New York en London.
H.J. CLOEREN & S.J. SCHMIDT 1971	Philosophie als Sprachkritik im 19. Jahrhundert, 2 dl., Stuttgart.
R. EISLER 1930,	Kant-Lexikon, Berlin
E. FIESEL 1927,	Die Sprachphilosophie der deutschen Romantik, Tübingen.
GEDENKSCHRIFTEN 1817,	Gedenkschriften, in de hedendaagsche talen, van de derde Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van wetenschappen, letterkunde, en schoone Kunsten. Eerste deel. Amsterdam.
GEDENKSCHRIFTEN, 1833	Idem. Vierde deel. Amsterdam
P.H.v.d. GULDEN 1940-41,	‘Mr. Johannes Kinker (1764-1845)’. In: Alg. Ned. tijdschrift voor wijsbegeerte en psychologie 34, 27-35.
M.C. van HALL 1850,	Mr. Johannes Kinker; bijdragen tot zijn leven, karakter en schriften, Amsterdam.
A.G. van HAMEL 1945,	Geschiedenis der taalwetenschap. Den Haag.

[p. 110]

G. HARNOIS	Les théories du langage en France de 1660 à 1821, Paris, z.j. (1928 of 1929; zie JULIARD 13 en DE WITTE & WIJNGAARDS 22).
E. HEINTEL 1972,	Einführung in die Sprachphilosophie, Darmstadt.
K. JASPERS 1967,	Kant, Utrecht/Antwerpen.
M.H. JELLINEK 1913,	Geschichte der neuhochdeutschen Grammatik von den Anfängen bis auf Adelung, 2 dl., Heidelberg.
O. JESPERSEN 1922,	Language, its nature, development and origin, London.
J.P.B. de JOSSELIN de JONG 1915,	‘Geschiedenis der taalwetenschap’. In: Geschiedenis der wetenschappen, Baarn, I, 61-93.
P. JULIARD 1970,	Philosophies of language in eighteenthcentury France, Den Haag/Parijs.
J. KINKER 1799,	‘Proeve eener opheldering van de Critiek der zuivererede’. In: Magazijn voor de critische wijsgeerte, II (1799), 43-238.
J. KINKER 1817,	‘Inleiding eener wijsgeerige algemeene theorie der talen’. In: GEDENKSCHRIFTEN 1817, 1-246.
J. KINKER 1819,	Gedichten dl. I, Amsterdam.
J. KINKER 1829,	Beoordeeling van Mr. W. Bilderdijks Nederlandsche Spraakleer, Amsterdam.
J. KINKER 1833,	‘Proeve eener beantwoording van de vraag: wat nut kan de empirische algemeene taalkennis aan de hoogere wijsbegeerte toebrengen?’ In: GEDENKSCHRIFTEN 1833, 3-113.
J. KINKER 1850/1852,	Le dualisme de la raison humaine, 2 dl, Amsterdam (verzorgd door J.D. Cocheret de la Morinière).
(J. KINKER) 1877,	Verspreid en onuitgegeven dicht en ondicht van Kinker, uitgeg. door Van Vloten, Haarlem.
A. KLUYVER 1906,	‘Bilderdijk en de taalwetenschap’. In: Onze Eeuw 6, 4e dl., 1-26.
R.A. KOLLEWIJN 1892,	Bilderdijk, zijn leven en zijn werken, 2 dl., Amsterdam.
F.K.H. KOSSMANN 1944-1946,	‘Voorbereiding van een bibliographie der Nederlandsche taal- en letterkunde tot 1800’. In: Het Boek 28, 171-194.
L. KUKENHEIM 1966^2,	Esquisse historique de la linguistique francaise et de ses rapports avec la linguistique générale, Leiden.

[p. 111]

J.P.N. LAND 1899	De wijsbegeerte in de Nederlanden, 's-Gravenhage.
M.J. LANGEVELD 1934,	Taal en denken, Groningen.
C.P.F. LECOUTERE 1926^3,	Inleiding tot de taalkunde en tot de geschiedenis van het Nederlands, bew. door L. Grootaers, Groningen.
C.F.P. LECOUTERE 1948^6,	Inleiding tot ....... (een verminderde uitgave!).
E.J. LEMMON 1968,	Moderne Logica, Utrecht/Antwerpen.
J. LYONS 1971^4,	Introduction to theoretical linguistics, Cambridge.
MAGAZIJN voor de critische	wijsgeerte en de geschiedenis van dezelve, 1799-1803, Amsterdam, 6 dl.
Q.I.M. MOK 1971,	De actualiteit van de Grammaire van Port Royal, z.p.
NOTULENBOEKEN van de IIIe	klasse van het KNI, Archief van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29, Amsterdam.
H. PEDERSEN 1962,	The discovery of language; linguistic science in the nineteenth century, Indiana University Press (le uitg. 1924; in het Deens).
F. PICAVET 1891,	Les Idéologues, Paris.
J.A. RISPENS 1960,	De geharnaste dromer; Mr. Johannes Kinker als aestheticus en dichter, Kampen.
R.H. ROBINS 1967,	A short history of linguistics, London.
A. le ROY 1869,	L'Université de Liége depuis sa fondation, Liége. (350-391).
M. RUTTEN 1962,	‘Neerlandica aan de rijksuniversiteit te Luik; Johannes Kinker’. In: Tijdschrift voor levende talen 28, 99-133.
E. SAPIR 1907-1908,	‘Herder's “Ursprung der Sprache”’. In: Modern Philology 5, 109-142.
F. SASSEN 1952^2,	Van Kant tot Bergson; geschiedenis van de wijsbegeerte der negentiende eeuw, Antwerpen/Amsterdam.
F. SASSEN 1959,	Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland, Amsterdam/Brussel.
S.J. SCHMIDT 1968,	Sprache und Denken als sprachphilosophisches Problem von Locke bis Wittgenstein, Den Haag.
U.V. SLAGLE, 1974	‘The Kantian influence on Humboldt's linguistic thought’. In: Historiographia Linguistica I, 341-350.

[p. 112]

J.L. SNETHLAGE 1969^3,	Kant, Den Haag.
H.J. STORIG 1966^5	Geschiedenis van de filosofie, 2 dl., Utrecht/Antwerpen.
W. STREITBERG 1909,	‘Kant und die Sprachwissenschaft’. In: Indogermanische Forschungen 26, 382-422.
V. THOMSEN 1927,	Geschichte der Sprachwissenschaft bis zum Ausgang des 19. Jahrhunderts, Halle (Saale).
J.F. VANDERHEYDEN 1971^9,	Schets van een geschiedenis van de Germaanse filologie, Universiteit van Leuven (syllabus).
P.A. VERBURG 1952,	Taal en functionaliteit, Wageningen.
G.J. VIS 1967,	Johannes Kinker en zijn literaire theorie, Zwolle.
C.G.N. de VOOYS 1947,	‘Uit de geschiedenis van de Nederlandse taalkunde:van Ten Kate tot Siegenbeek’. In: Verzamelde taalkundige opstellen III, 11-22 Groningen [eerder gepubliceerd in Ntg 22 (1928), 12-23].
C.G.N. de VOOYS 1947,	‘De taalbeschouwing van Siegenbeek-Weiland en van Bilderdijk’. In: Verz. Taalk. Opst. III, 63-76. [eerder gepubliceerd in Ntg. 25 (1931), 21-34].
C.G.N. de VOOYS 1947,	‘Kinker als taalkundige naast en tegenover Bilderdijk’. In: Verz. Taalk. Opst. III, 351-360. [eerder gepubliceerd in Album Verdeyen (1943), 171-9, Brussel/Den Haag].
C.G.N. de VOOYS 1970,	Geschiedenis van de Nederlandse taal, Groningen. (anast. herdr. van 1951^2).
P. WEILAND 1805,	Nederduitsche Spraakkunst, Amsterdam.
B.H.C.K. van der WIJCK 1864^2	Mr. Johannes Kinker, Groningen.
J. te WINKEL 1904,	Inleiding tot de geschiedenis der Nederlandsche taal, Culemborg.
A.J.J. de WITTE & N.C.H. WIJNGAARDS 1961,	De struktuur van het Nederlands, 's-Hertogenbosch.