De taaltheorie van Johannes Kinker
(1977)–Marijke J. van der Wal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
1. Kinkers taalkundige aktiviteiten binnen het KNIHet Koninklijk-Nederlandsche Instituut van wetenschappen, letterkunde, en schoone kunsten, de voorloper van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, werd in 1808 opgericht. Kinker (1764-1845), literator en filosoof, in het dagelijks leven achtereenvolgens advokaat, hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde te Luik en ambteloos burger, is vanaf 1810 aktief geweest binnen het KNIGa naar eind1.. Hij was lid van de Derde Klasse, de klasse van de Latijnse, Griekse en Oosterse taal- en letterkunde, de ‘Oude en Nieuwe Geschiedenissen der vreemde Volkeren, derzelver Oudheden en Gedenkstukken’ en de wijsbegeerteGa naar eind2.. Kinker bevond zich daar in het gezelschap van onder meer D. Wyttenbach, J. Willmet, M. Tydeman, D.J. van Lennep, A.R. Falck, P.W. van Heusde, P. van Hemert, J.F.L. Schröder en M.C. van HallGa naar eind3.. In die kring hield hij lezingen over verschillende onderwerpen (zie VIS 17). Tijdens een aantal bijeenkomsten gaf Kinker ‘eene uiteenzetting van zijne gedachten over eene algemeene Taalkennis’ (VAN HALL 59). Dat gebeurde - volgens de notulen van het KNIGa naar eind4. - van 6 juni 1810 tot 26 augustus 1812. Op laatstgenoemde datum biedt Kinker zijn medeleden de hele verhandeling, die de titel Inleiding eener wijsgeerige algemeene theorie der talen draagt, aanGa naar eind5.. Hij leest bij die gelegenheid een brief voor, die moet dienen als voorrede bij het werkGa naar eind6.. Er wordt een kommissie ingesteld die zich nader met het aangeboden geschrift zal bezighouden. Op voorstel van deze kommissie besluit men Kinkers verhandeling in de Gedenkschriften van het KNI op te nemenGa naar eind7.. Het eerste deel van de Gedenkschriften, het deel waarin de Inleiding wordt gepubliceerd, verschijnt, na nogal wat vertraging, in 1817. Jaren laterGa naar eind8. geeft Kinker opnieuw blijk van zijn belangstelling voor ‘algemeene Taalkennis’. Hij benadert dan in zijn lezing De Proeve eener beantwoording van de vraag: wat nut kan de empirische algemeene taalkennis aan de hoogere wijsbegeerte toebrengen?, de algemene taalkunde vanuit de in de titel genoemde vraagstelling. Ook deze verhandeling krijgt na een gunstige beoordeling een plaats in de GedenkschriftenGa naar eind9.. Uit de rapporten van de kommissies die in beide gevallen over publikatie moesten adviseren, blijkt dat Kinkers prestaties heel hoog werden geschat binnen het KNI. |
|